Toen ik twaalf was wilde ik onderzoeker worden. Ik wilde iets doen met biologie en scheikunde. Rond die tijd kon je bij de universiteit een dagje meelopen om te kijken wat er allemaal gebeurde. Ik vond dat fantastisch en het werd mijn droom om naar de universiteit te gaan en onderzoek te doen. Dat had ik niet van een vreemde; mijn moeder en ik waren allebei geïnteresseerd in de wetenschap en we staken elkaar een beetje aan.
Ik vond eigenlijk alles wel leuk op de middelbare school, maar ik had met name interesse in biologie gericht op genetica en DNA. De studie Life Science and Technology paste daar goed bij. Daar studeer je biologie met behulp van scheikunde; een soort scheikunde van de biologie. De studie wordt op twee universiteiten tegelijkertijd gegeven, in Leiden en in Delft, dus je krijgt van beide universiteiten gelijk iets mee!
Ik koos dus een studie die biologie en scheikunde combineerde. Ik had natuurlijk ook biologie kunnen studeren, maar gebieden als ecologie trokken mij niet. Ook koos ik destijds niet voor de pure scheikunde, ofwel moleculaire wetenschappen. Achteraf had ik die studie wel willen kiezen, want ik vind scheikunde heel interessant. Het begrijpen en verklaren van de wereld om ons heen is fascinerend. Zo kun je bijvoorbeeld leren hoe bepaalde ziektes, zoals kanker, ontstaan en wat mogelijke oplossingen zijn. Maar je kunt je ook afvragen waarom ijs drijft op water, terwijl dat bij veel andere stoffen niet het geval is. Het begrijpen van dit soort fenomenen is gewoon erg leuk!
Tijdens mijn studie begon ik al met het geven van (bij)lessen in verschillende vakken zoals wiskunde, scheikunde en natuurkunde. Ik vond het geweldig! Dit kwam voornamelijk door het contact en de interactie die ik had tijdens het lesgeven. Dit stond in schril contrast met mijn ervaring op de universiteit. Daar bracht ik de hele dag door in het laboratorium en sprak ik nauwelijks met mensen, misschien alleen met mijn begeleider of andere mensen die toevallig in het lab waren. Hoewel ik het doen van onderzoek interessant vond, miste ik de sociale kant ervan, het werken en bezig zijn met mensen.
Het was wel onverwacht dat ik zo'n sociale kant ontwikkelde. Vroeger was ik namelijk niet zo sociaal; ik had daar juist moeite mee. Maar nu word ik ontzettend gelukkig van het spreken met leerlingen en hen helpen. Ik voel dat ik een impact kan maken en ik kan echt mijn ei kwijt in het onderwijs.
Natuurlijk behoort lesgeven tot mijn takenpakket. Dit vereist voorbereiding en het nakijken van opdrachten en toetsen. Mijn passie voor het onderwijs gaat echter verder dan alleen het overbrengen van scheikundekennis. Het is voor mij van groot belang dat leerlingen zich op hun gemak voelen en de kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. Daarom hecht ik veel waarde aan persoonlijk contact met mijn leerlingen; even een praatje maken maakt vaak een groot verschil. Vooral tijdens drukke periodes, zoals toetsweken, probeer ik een paar minuten vrij te maken om informeel te kletsen. Op die manier kunnen ze even ontspannen en de stress van zich afzetten. Als docent fungeer ik dan ook als een luisterend oor, ik motiveer mijn leerlingen, signaleer waar ze tegenaan lopen en help bij eventuele problemen."
Het is lastig een gemiddelde dag te schetsen, want iedere dag is anders. Meestal start mijn dag om acht uur, zodat ik tijd heb om mijn eerste les van half negen op te starten. De meeste dagen geef ik les tot drie of vier uur. Daarna heb ik de mogelijkheid om andere taken uit te voeren, bijvoorbeeld nakijken, een mentorgesprek voeren of vergaderen. Op dagen waar ik niet veel lesuren heb, doe ik veel nakijkwerk, lesvoorbereiding, bellen met ouders, maar ook de studiereis regelen bijvoorbeeld. Veel jonge docenten willen alles helemaal tot in de puntjes perfect doen, waardoor het werk te veel kan worden. Ik ben ontspannen, minder perfectionistisch en sta ver boven de stof.
De master Life Science and Technology biedt vier richtingen aan: communicatie, onderzoek, educatie en business. Daarom zijn er verschillende carrièrepaden die je kan bewandelen. Ik ken genoeg mensen die een economische kant op zijn gegaan na een scheikundestudie. Zij werken bij bedrijven die misschien niets met scheikunde te maken hebben, maar waar ze via een traineeship wat extra kennis hebben aangeleerd over een bepaalde sector. Ze zijn bijvoorbeeld consultant of manager geworden. Anderen eindigen wel bij bedrijven met een chemisch uitgangspunt, maar waar je niet de hele dag in het lab staat. Sommigen vinden het lab wel leuk, en vinden daar juist een baan in. En anderen zijn weer een PhD gaan doen. Je kan dus van alles doen.
Ik wist al dat ik het onderwijs in wilde, maar de opties die je na een studie Life Science and Technology of scheikunde hebt zijn onwijs groot. Je bent als scheikundige nou immers heel erg gewild, omdat je een bètastudie hebt behaald. Dat betekent dat heel veel bedrijven interesse in je hebben. Je leert kritisch nadenken en ontwikkelt een vermogen om op een systematische wijze moeilijke informatie te verwerken. Deze eigenschappen leer je door veel onderzoek en practica te doen. Als je scheikunde studeert doe je drie keer per week een practicum en daar doe je ook verslaglegging van. Dan geef je al je keuzes weer en leer je dat opschrijven.
Ik koos ervoor om docent te worden, omdat ik maatschappelijke impact wilde maken. In het onderwijs kun je echt een verschil maken in het leven van leerlingen. Ik geloof dat elke docent hoopt dat zijn of haar lessen nog lang in het geheugen van leerlingen blijven en dat zij zich de leraar herinneren. Als docent kun je leerlingen belangrijke basisvaardigheden bijbrengen die hen verder helpen in hun leven en carrière. In mijn geval, als docent scheikunde, kan ik met mijn lessen ook grotere thema's aansnijden, zoals klimaatverandering. Door met leerlingen over deze onderwerpen te praten, hoop ik hen aan te moedigen om na te denken over oplossingen voor problemen zoals plasticvervuiling en de ontwikkeling van batterijen voor elektrische auto's. Als slechts één leerling hierdoor geïnspireerd raakt en denkt: 'Oké, ik ga hier iets aan doen', dan ben ik al tevreden.
Docentschap is niet voor iedereen weggelegd. Je moet enthousiast zijn over je vakgebied, in staat zijn om kennis over te dragen, maar ook sociaal vaardig zijn en oprecht geïnteresseerd in het leven van je leerlingen. Bovendien is het belangrijk dat je stevig in je schoenen staat. Dat betekent dat je moet weten wie je bent en wat jou drijft, want dat moet je ook aan leerlingen kunnen overbrengen.
Een belangrijke tip is om regelmatig te reflecteren. Neem de tijd om te overdenken waarom je bepaalde keuzes maakt in verschillende situaties. Dit geeft inzicht in jezelf en je motivaties. Kort gezegd, wat zegt je gedrag over wie je bent? Blijf ook na reflectie stilstaan bij waar je staat, wat je hebt bereikt en wat jou drijft.