Ik heb rekenen en cijfers altijd leuk gevonden en ik was er op de basisschool al goed in. Op de middelbare school haalde ik vervolgens ook mooie cijfers voor wiskunde. Ik denk dat dit voor veel leerlingen een belangrijk startpunt is voor het kiezen van een studie: waar ben ik goed in? Uiteraard moet dat niet de enige vraag zijn. Je moet ook nieuwsgierig zijn naar het vak en alles wat ermee te maken heeft.
Ik denk dat meerdere personen invloed hebben gehad op mijn studiekeuze. Mijn vader werkte in het bedrijfsleven en dat vond ik erg interessant. Hij ging altijd in pak naar zijn werk en moest ook geregeld naar het buitenland. Hij vertelde me dat je als wiskundige veel banen kon krijgen in het bedrijfsleven. Dat leek me natuurlijk wel wat! Mijn wiskundeleraar heeft voor mij ook een belangrijke rol gespeeld. Hij was/is een ontzettend goede leraar en kon geweldige verhalen vertellen voor de klas. Ik was al goed in wiskunde, maar door hem vond ik het vak nóg leuker! Bovendien ben ik door hem ook geïnspireerd om leraar te worden.
Ten slotte was er ook nog mijn natuurkundeleraar. Ik vertelde hem dat ik gefascineerd was door sterrenkunde en hij hielp mij aan een mooi actueel onderwerp voor mijn profielwerkstuk: exoplaneten. Dat was in die tijd nog vrij nieuw. Ik ben daar toen helemaal ingedoken en ontdekte dat sterrenkunde uiteindelijk vooral uit wiskunde bestaat.
Als ik zo terugkijk, waren er dus drie personen die mij (waarschijnlijk onbewust) hebben geïnspireerd. Ik denk dat iedere leerling meerdere concrete voorbeelden voorgeschoteld moet krijgen om inspiratie op te doen. Je weet pas of je iets leuk vindt als je het ziet!
In het begin heel pittig. Het niveau lag ontzettend hoog in het eerste jaar en ik heb toen echt geleerd wat hard werken is. Ik ben begonnen met theoretische wiskunde in Leiden en ben voor mijn master uiteindelijk naar de TU Delft gegaan om Applied Mathematics te studeren. Ik vond het vooral leuk om wiskunde toe te passen in de praktijk. Dat is ook het mooie aan ons vak: alle studiegebieden gebruiken wiskunde. Van econometrie tot sterrenkunde en van (technische) geneeskunde tot bouwkunde. Als wiskundige kan je daarom relatief snel “meedoen” aan een onderzoek buiten je vakgebied.
Uiteraard heb ik de sterrenkunde niet met rust gelaten. Voor mijn bachelorscriptie heb ik mijn profielwerkstuk er weer bij gepakt, maar nu had ik genoeg wiskunde gezien om er écht werk van te maken. In mijn master heb ik voor mijn scriptie een half jaar onderzoek gedaan in Amerika. Er was daar een wetenschapsgroep die mathematische statistiek met sterrenkunde combineerde. Dit wordt Astrostatistics genoemd. Met veel hulp van mijn hoogleraar in Delft mocht ik daar toen een half jaar onderzoek doen. Dat was een hele mooie ervaring!
Als wiskundige heb je inderdaad de luxe om te kiezen uit veel verschillende soorten banen. Veel medestudenten gingen direct het bedrijfsleven in, bijvoorbeeld werken voor een bank of een groot adviesbureau. Maar naast het bedrijfsleven heb je als wiskundige ook de mogelijkheid om verder de wetenschap in te gaan (promotieonderzoek) of om in het onderwijs te stappen. Het feit dat ik het allemaal interessant vond, maakte de keuze natuurlijk niet makkelijker. Het beste (en enige denk ik) wat je dan kan doen is het zelf maar gaan ervaren. Ik heb daarom een half jaar stage gelopen bij een consultancybureau in Amsterdam. Dat was een mooi kantoor in een professionele werkomgeving. Toch merkte ik dat dit niet echt iets voor mij was. Ook hier was het weer iemand anders die mij een handje op weg had geholpen. Een collega waar ik goed mee bevriend was, zei op een gegeven moment tegen me: “Jason, ik snap dat je het hier fantastisch op kantoor vindt. Alles is uitstekend geregeld, het salaris is goed en veel mensen willen hier graag werken. Maar waarom wil jij hier eigenlijk werken?”. En daar had ik eigenlijk helemaal geen antwoord op.
Ik ben snel daarna naar Amerika gegaan om te proeven van het wetenschappelijk onderzoek. Dat vond ik razend interessant, maar ik ontdekte vooral dat ik het vertellen en schrijven over de wetenschap het allerleukste vond. Na mijn master ben ik gelijk een tweede master gaan doen om mijn eerstegraads lesbevoegdheid te behalen. Ik kreeg direct mijn eigen klassen onder mijn hoede en ik kan niet anders zeggen dat ik meteen verkocht was.
Als ik terugdenk aan mijn eerste dag op school (als leraar), kan ik me nog de ontzettende reuring in het gebouw herinneren. Er gebeurt iedere dag zo ontzettend veel op school en ik vond dat geweldig! Je moet mij echt niet een dag in een kantoor stoppen, dat past absoluut niet bij mij. Ik ben erg sociaal ingesteld, dus dan zit je in het onderwijs helemaal op je plek. Dat je nuttig werk verricht als leraar en echt iets bijdraagt aan de wereld om je heen, dat spreekt natuurlijk voor zich. Ik denk dat ieder mens hier behoefte aan heeft in zijn werk, maar toch zijn er heel veel mensen die door bepaalde keuzes in een werksituatie terechtkomen waarbij ze dit gevoel veel minder of helemaal niet hebben. Als leraar hoef je je daar dus echt geen seconde zorgen om te maken!
Ik ging vrij snel lesgeven aan de bovenbouw en daar genoot ik natuurlijk ook van. Ik houd echt van mijn vak en wilde daar dus veel mee bezig zijn. In het onderzoek doe je dat natuurlijk echt op hoog niveau, maar dat was voor mij niet de juiste plek. In het bedrijfsleven kan je ook wiskunde gebruiken, maar ik denk dat je in de bovenbouw (zeker vwo wiskunde B en D) gemiddeld gezien veel verder gaat en gevarieerder bezig bent. Ik kan er echt van genieten om leerlingen moeilijke wiskunde uit te leggen. Als je ziet dat de kwartjes gaan vallen en succeservaringen volgen, dat is geweldig om mee te maken. En dat op dagelijkse basis!
Mijn vrouw is net als ik wiskundeleraar en heeft dezelfde passie om te vertellen over de toepassingen van wiskunde. Toen wij net voor de klas stonden deden we eigenlijk niet anders. De leerlingen vroegen ons constant waar ze al die wiskunde eigenlijk voor moeten gebruiken. Dat is een terechte vraag, zeker bij wiskunde. Wij zijn toen begonnen met allemaal leuke powerpoint-presenaties en die sloegen heel goed aan. Dat gaf ons zodanig veel vertrouwen dat we zeiden: waarom maken we dit eigenlijk alleen voor onze eigen leerlingen? We zijn toen www.mathness.nl samen begonnen. In eerste instantie hebben we de powerpoints omgezet in blogposts. Maar we merkten dat je met video’s pas echt een gaaf verhaal kan vertellen. We produceren daarom nu samen deze video’s, wat ontzettend leuk is om te doen!
Je kan in het voortgezet onderwijs allerlei extra functies bekleden en ik vond die van decaan één van de mooiste. Als decaan kan je leerlingen helpen met een moeilijke keuze die door iedereen gemaakt moet worden. Als school kun je daar een belangrijke rol in spelen door goede en duidelijke hulplijnen uit te zetten. Als decaan van het vwo ben ik verantwoordelijk om deze leerlijnen vanaf de onderbouw tot de 6e klas te bedenken en samen met alle mentoren uit te werken. Dat is heel leuk om te doen, misschien ook wel omdat leerlingen allemaal vanuit zichzelf gemotiveerd zijn om hier wat van te maken. Ik vind het bovendien ontzettend belangrijk om leerlingen hier de juiste ondersteuning in te bieden. Sommige leerlingen krijgen bijvoorbeeld geen stimulans vanuit huis om te studeren, omdat ze bijvoorbeeld de eerste in de familie zijn die gaan studeren. De school speelt voor zo’n leerling echt een bepalende rol.