Ik heb mijn bachelor wiskunde aan de Universiteit van Leiden gehaald en mijn master technische wiskunde aan de Technische Universiteit van Delft. Na mijn master in Delft heb ik nog een jaar het ICLON (lerarenopleiding) gedaan, met deze master mag je bevoegd lesgeven aan de bovenbouw van de havo en het vwo. Mijn keuze voor de studie wiskunde vond ik niet moeilijk. Op de middelbare school was ik goed in wiskunde en vond ik wiskunde een leuk vak, bovendien had mijn vader ook wiskunde gestudeerd. Van mijn ouders en wiskundeleraar begreep ik dat je na een studie wiskunde heel veel opties hebt om uit te kiezen. Wat ‘heel veel’ was wist ik niet precies. Ik vertrouwde erop dat als ik iets zou
studeren wat ik leuk vond, het daarna vanzelf wel goed zou komen.
Het eerste jaar van mijn studie vond ik erg zwaar: het was veel, abstract en moeilijk. Ik moest ineens heel hard werken om goed te zijn in wiskunde, iets wat ik nog niet echt gewend was van de middelbare school. Door veel samen te werken met studiegenoten werd het veel leuker en ging het ook steeds beter, je leert dan van elkaar. Uiteindelijk heb ik helemaal mijn draai kunnen vinden! Ik vond het leuk om te ontdekken dat er binnen de wiskunde heel veel verschillende vakgebieden zijn, die echt anders zijn. Zo is de studie ook heel afwisselend. Tijdens mijn bachelor heb ik een goede theoretische basis kunnen opbouwen, maar wat ik leuk vond tijdens mijn master was om de vele toepassingen van
wiskunde voorbij te zien komen zoals forensisch onderzoek, psychologie, finance, verzekeringen maar ook milieu en techniek.
Ik wilde eigenlijk vooral geen leraar worden. Ik wist wel dat ik werk wilde doen dat er echt toe doet. Na twee stages kwam ik erachter dat een kantoorbaan niet bij mij past. Allebei mijn ouders zijn leraar geweest en zij motiveerden mij om toch eens mee te lopen op mijn oude middelbare school. Uiteindelijk heb ik dat gedaan en dat voelde als thuiskomen. Ik zag een baan waarin je concreet en nuttig werk doet, een afwisselend beroep dat nooit saai is en waarin sociaal contact belangrijk is. Je werkt actief met leerlingen en je kan ook bezig met zijn met het vak waarvoor je hebt gestudeerd. Dat sprak me erg aan en bleek ook goed bij mij te passen. Uiteindelijk een logische keuze, want ik vond het van jongs af aan al leuk om dingen uit te leggen.
Als ik oud-studiegenoten spreek die in het bedrijfsleven zijn gaan werken, dan blijkt vaak dat ik meer de “pure wiskunde” gebruik dan dat zij dat doen. Uiteraard is het niveau niet hetzelfde als op de universiteit en ik was aan het begin wel eens bang dat ik het onderwijs daarom niet leuk genoeg zou vinden. Er bleek echter dat juist die wiskundige basis belangrijk is om goed les te kunnen geven: je staat zo ver boven de stof dat je extra kunt nadenken over ‘hoe kan ik dit het beste uitleggen zodat leerlingen het begrijpen?’ en je kunt meer vertellen over waarom dingen waar zijn, in plaats van enkel het trucje aan te leren.
Toen ik zelf op de middelbare school zat, had ik nog niet zo door wat het beroep leraar eigenlijk allemaal inhoudt. Nu zie ik vooral dat het een heel veelzijdig beroep is. Uiteraard ben ik nu bezig met mijn passie voor wiskunde en het delen daarvan. Maar er komt veel meer bij kijken en dat maakt het juist een leuk beroep! Je kunt namelijk goed zijn in wiskunde, maar dat betekent zeker niet dat je goed kunt lesgeven. Ik denk dat lesgeven ook echt bij je moet passen, het moet wel in je zitten.
Het gaat namelijk niet alleen om het onderwijzen van wiskunde, je bent ook veel pedagogisch bezig. Ik vind het leuk en belangrijk dat leerlingen met plezier naar mijn les komen. Daar moet jij als leraar wel zelf voor zorgen natuurlijk. Daarnaast help ik graag anderen en vind ik het leuk om te zien als het leerlingen uiteindelijk lukt en dat ze zich verder ontwikkelen. Op school werk je met veel verschillende mensen samen, andere leraren, leerlingen, ouders, hulpverleners en teamleiders. Naast je baan als leraar ben je meestal ook mentor en kun je bovendien andere taken op school doen als je dat leuk vindt, zoals het begeleiden van een studiereis bijvoorbeeld. Dat maakt het beroep extra leuk! Wat ik leuk vind aan mijn baan is dat je echt heel goed kunt worden in een vak (lesgeven en presenteren). Door ervaring, samenwerken en eventueel het volgen van vervolgstudies of trainingen word je steeds beter. Niet alleen de ontwikkeling van de leerling staat centraal maar ook als leraar zijn er veel ontwikkelmogelijkheden, bijvoorbeeld in lesgeven of in het begeleiden van leerlingen. In het bedrijfsleven zie je vaak dat mensen steeds hogerop klimmen in de organisatie. Meestal denkt men dat dit in het onderwijs niet mogelijk is. Als je dit als leraar ziet zitten is er in dat opzicht ook veel mogelijk. Je kan teamleider van bijvoorbeeld een vwo-afdeling worden, decaan of uiteindelijk rector van een school worden.
De meeste scholen maken tegenwoordig deel uit van een grotere stichting. De bestuurders van die stichting zijn meestal ook oud-leraren.
Zoals ik al eerder zei: je doet iedere dag belangrijk werk en dat geeft een fijn en voldaan gevoel. Je kennis overdragen is natuurlijk belangrijk, maar lesgeven is meer dan dat. Je brengt ook je enthousiasme voor het vak over op jongeren en je kan leerlingen inspireren en op weg helpen in een belangrijke fase van hun leven. Bovendien heb je in het onderwijs veel vrijheid, waardoor er genoeg ruimte is voor je creativiteit. In mijn geval heb ik samen met mijn man een bedrijfje kunnen oprichten voor de website mathness.nl. Onderwijs en ondernemen kunnen ook heel goed samengaan!